WO

MAART - APRIL

Eigen thema: we maken wat (techniek)

- We staan stil bij problemen thuis en in de klas. Hoe lossen we dit op met techniek? 
- We volgen een stappenplan om een auto te maken. 







- We leren over de verschillende vormen en materialen (hout, ijzer, plastiek,...)
- We tekenen een kuikentje en een kip over in stapjes. 
- We maken een superheld met kralen en paperragers.
- De woordenschat rond techniek: Techniek

FEBRUARI- MAART

Eigen thema: gezondheid

We werken 3 thema's uit: 
Handen wassen, ons lichaam en tanden poetsen. 

Handen wassen: 
- We leren correct onze handen wassen met Handige Hans.
- We verwoorden wat we doen tijdens het handen wassen.
- We oefenen een paar keer in de klas, samen met de juf. 
- We leren wanneer we onze handen moeten wassen. 
- We maken een memory. 

Ons lichaam: 
- We leren de grote en kleine lichaamsdelen kennen (zie de powerpoint).
- We tekenen ons lichaam op behangpapier en we kleven de woordkaarten juist op ons lichaam. 
- We doen allerlei spelletjes om ons lichaam beter te leren kennen (= lichaamsbesef). 

Tanden poetsen: 
- We gaan samen op weg met Flos en Bros.
- We leren hoe we onze tanden moeten poetsen.
- We doen dit 2x samen in de klas. 
- We bekijken onze eigen tandenborstel en die van andere leerlingen. 
- We zuigen op een verklikker om te zien waar we goed poetsten. 

- De woordenschat rond gezondheid: gezondheid

JANUARI

Thema: verkeer

- We weten dat we op het voetpad moeten stappen. 
- We stappen dicht bij de huizenkant. 
- We kennen de verschillende delen van de straat: de stoep, het voetpad, de stoeprand, de straat, de rijbaan, het fietspad.
- We kennen de gebruikers van het verkeer: de voetganger en de fietser. 
- We leren correct oversteken over een zebrapad met en zonder stoplichten. 
- We doen verkeerswandelingen.
- We gaan te voet naar de bibliotheek.
- We dragen een fluojas.


DECEMBER

Eigen thema: voeding

- We benoemen verschillende voedingswaren van de Sint. 
- We maken pompoensoep.


















- We leren het verschil tussen fruit en groenten. 
- We bekijken welke groenten boven of onder de grond groeien. 
- We kijken welke voeding gezond of ongezond is. 
- We zetten de tafel correct. 
- De woordenschat rond voeding: Voeding


OKTOBER/NOVEMBER

ZK 2: Lekker eten in de herfst.

- We staan stil bij de verschillende delen van een boom. 
- We leren de vruchten van bomen, dit is voedsel voor de dieren. 
- De dieren bereidden zich voor op de winter. 
- We bekijken hoe dieren hun voedsel verzamelen. 
- We kijken naar de weersveranderingen.
- We bekijken het seizoen 'herfst'. 
- We maken een uitstap naar Tiegembos. 




































- We gaan op herfstwandeling. 
- De woordenschat rond de herfst: De herfst


SEPTEMBER

ZK 1: Fris en fit aan de start.

- We kijken naar onze boekentas, onze drankjes, koekjes en fruit. 
- Wat is gezond?
- Wat zijn de afspraken in onze klas? 
- De dagdelen: ochtend, voormiddag, middag, namiddag, avond en nacht. 
- We kijken wat we welk dagdeel doen. 
- We maken een verjaardagskalender
- We leren elkaar beter kennen.
- De woordenschat rond de start van het schooljaar: Fris en fit aan de start




Populaire posts van deze blog